Wat betekent face in Engels?

Wat is de betekenis van het woord face in Engels? Het artikel legt de volledige betekenis uit, de uitspraak samen met tweetalige voorbeelden en instructies voor het gebruik van face in Engels.

Het woord face in Engels betekent gezicht, aankijken, onder ogen zien, blik, houding, bek, oppervlakte, gevel, façade, lef, houding, voorkant, zijde, kant, lettertype, front, zich richten tot, uitkijken op, zich richten tot, onder ogen zien, bedekken, open neerleggen, -om, de puck bij een face-off neerleggen, face, surface, face, face, face, experience, face, tackle, face, side, face, face, face, face, experience, face, face, face of the earth, baby face, babyface, baby-face, facelift, face-lift, laugh in one's face, long face, long face, iemand confronteren, naar buiten kijken, onder ogen zien, iemand met een kindergezicht, kindergezicht, oog in oog komen te staan met, een getekend gezicht hebben, naar beneden gericht, schmink, schminken, zich verantwoorden, in levende lijve, nominale waarde, in levende lijve, washandje, ondanks, in aanwezigheid van, lekker voor je, pech gehad, geen spier vertrekken, iemand uitlachen, lang gezicht, gekke bekken trekken, oog in oog komen te staan, rechtsomkeert, rechtsomkeer. Raadpleeg de onderstaande details voor meer informatie.

Luister naar uitspraak

Betekenis van het woord face

gezicht

noun (front of head)

The ball hit him in the face.

aankijken

transitive verb (look towards)

Face the teacher when you're talking to her.

onder ogen zien

transitive verb (accept reality of sthg)

We have to face the facts.

blik

noun (expression)

She did not have a happy face that day.

houding

noun (appearance)

Let's put on a brave face and get on with it.

bek

noun (grimace)

Stop pulling faces!

oppervlakte

noun (surface)

I was the luckiest man on the face of the earth.

gevel, façade

noun (façade)

The face of the house was covered in plaster.

lef

noun (informal (impudence)

He had the face to ask me for more money!

houding

noun (pretence)

He's not really interested. It's just a face.

voorkant

noun (visible side)

She placed the card face down on the table.

zijde, kant

noun (geometry: side)

A cube has six faces.

lettertype

noun (typography: design)

They used a large, heavy face for the title.

front

noun (mining: wall) (uiteinde van een mijnwerkerstunnel, van waaruit wordt gegraven)

They drilled into the face of the rock.

zich richten tot

intransitive verb (turn)

Her mind faces towards the future.

uitkijken op

intransitive verb (be situated)

Our bedroom faces to the east.

zich richten tot

transitive verb (turn toward)

Turn and face the audience.

onder ogen zien

transitive verb (confront)

You've got to face your problems.

bedekken

transitive verb (cover)

The front of the house was faced with limestone.

open neerleggen

transitive verb (card: turn upward) (speelkaart)

Lay your cards down without facing any of them.

-om

transitive verb (soldiers: turn) (in samenstelling)

Face right!

de puck bij een face-off neerleggen

transitive verb (ice hockey: drop a puck) (ijshockey)

The referee faced the ball between the two opposing players.

face

(Frans (voorzijde)

(noun: Refers to person, place, thing, quality, etc.)

surface, face

(bovenste vlakte)

(noun: Refers to person, place, thing, quality, etc.)

face

(v. persoon: gelaat)

(noun: Refers to person, place, thing, quality, etc.)

face

(weerstand bieden tegen)

(transitive verb: Verb taking a direct object--for example, "Say something." "She found the cat.")

experience

(ervaren)

(transitive verb: Verb taking a direct object--for example, "Say something." "She found the cat.")

face

(Frans (gezicht)

(noun: Refers to person, place, thing, quality, etc.)

tackle

(figuurlijk (benaderen, aanpakken) (figurative)

(transitive verb: Verb taking a direct object--for example, "Say something." "She found the cat.")

face

(behandelen, aanpakken)

(transitive verb: Verb taking a direct object--for example, "Say something." "She found the cat.")

side

(snijlijn van twee vlakken)

(noun: Refers to person, place, thing, quality, etc.)

face

(voorzijde van bastion)

(noun: Refers to person, place, thing, quality, etc.)

face

(noun: Refers to person, place, thing, quality, etc.)

face

(figuurlijk (accepteren, aanvaarden)

(transitive verb: Verb taking a direct object--for example, "Say something." "She found the cat.")

face

(stuiten op, tegenkomen)

(transitive verb: Verb taking a direct object--for example, "Say something." "She found the cat.")

experience, face

(ondervinden)

(transitive verb: Verb taking a direct object--for example, "Say something." "She found the cat.")
Hij kon voortgaan zonder enige tegenstand te ontmoeten.

face

(zich bevinden tegenover)

(transitive verb: Verb taking a direct object--for example, "Say something." "She found the cat.")

face of the earth

(aarde: oppervlakte)

(expression: Prepositional phrase, adverbial phrase, or other phrase or expression--for example, "behind the times," "on your own.")
We vinden hem nergens; hij is van de aardbol verdwenen.

baby face, babyface, baby-face

(anglicisme (persoon met een onschuldig gezicht)

(noun: Refers to person, place, thing, quality, etc.)

facelift, face-lift

(cosmetisch ingreep)

(noun: Refers to person, place, thing, quality, etc.)

laugh in one's face

(openlijk uitlachen)

(verbal expression: Phrase with special meaning functioning as verb--for example, "put their heads together," "come to an end.")

long face

(letterlijk (langwerpig gezicht)

(noun: Refers to person, place, thing, quality, etc.)

long face

(figuurlijk (ontevreden uitdrukking) (figurative)

(noun: Refers to person, place, thing, quality, etc.)

iemand confronteren

phrasal verb, transitive, separable (overcome by confronting)

I faced down my attacker and he ran away.

naar buiten kijken

phrasal verb, intransitive (be looking outwards)

onder ogen zien

(colloquial (acknowledge: [sth] unpleasant)

You need to face up to reality, and deal with the matter swiftly.

iemand met een kindergezicht

noun (informal ([sb] with a child-like face)

kindergezicht

noun (child-like facial features)

She has such a baby face, you'd never guess she was in her thirties.

oog in oog komen te staan met

verbal expression (literal, figurative (be confronted by, meet [sb], [sth]) (figuurlijk)

I knew that at some point, I would have to come face to face with my ex.

een getekend gezicht hebben

verbal expression (figurative (time, etc.: age [sb]) (figuurlijk)

Time had etched deep lines on Leon's face.

naar beneden gericht

adverb (facing downwards)

Place the document face down on the glass to scan it. After tripping over the roller skate, he found himself face down on the sidewalk.

schmink

noun (paints for decorating face)

schminken

noun (decorating the face with paint)

zich verantwoorden

verbal expression (figurative, informal (confront [sth]'s consequences)

His only option was to go home and face the music.

in levende lijve

adverb (in person)

We exchanged emails for a year before finally meeting face to face. We'd seen each other's photos, but the first time we met face to face was a shock.

nominale waarde

noun (monetary worth as printed)

Banks will only cash notes for their face value.

in levende lijve

adjective (direct, in person)

Our first face-to-face encounter was way back in 1982. This school provides both online and face-to-face tutoring.

washandje

noun (face flannel, wash cloth)

ondanks

expression (despite)

In the face of all her problems, Mary persisted in her studies.

in aanwezigheid van

expression (when confronted with)

In the face of the angry crowd, the speaker maintained her calm.

lekker voor je, pech gehad

interjection (slang (expressing defiance) (informeel)

geen spier vertrekken

verbal expression (informal (look serious, avoid smiling)

I couldn't keep a straight face when she said she was a virgin. It was difficult to keep a straight face when I played that prank on my coworkers.

iemand uitlachen

verbal expression (informal (greet [sb] with derision)

When he suggested that I pay $10,000 for that piece of junk, I laughed in his face.

lang gezicht

noun (figurative (sad expression) (figuurlijk)

You got everything you wanted, so why the long face?

gekke bekken trekken

verbal expression (informal (make silly facial expression) (informeer)

To make me laugh, my dad made funny faces at me.

oog in oog komen te staan

verbal expression (encounter in the flesh) (figuurlijk)

While I was out hiking, I met face to face with a mountain lion.

rechtsomkeert, rechtsomkeer

interjection (military: turn to the right) (leger)

The sergeant yelled “Right face!” in my ear.

Laten we Engels leren

Dus nu je meer weet over de betekenis van face in Engels, kun je leren hoe je ze kunt gebruiken aan de hand van geselecteerde voorbeelden en hoe je lees ze. En vergeet niet om de verwante woorden die we voorstellen te leren. Onze website wordt voortdurend bijgewerkt met nieuwe woorden en nieuwe voorbeelden, zodat u de betekenissen van andere woorden die u niet kent, kunt opzoeken in Engels.

Verwante woorden van face

Ken je iets van Engels

Het Engels is afkomstig van Germaanse stammen die naar Engeland zijn geëmigreerd en is over een periode van meer dan 1400 jaar geëvolueerd. Engels is de derde meest gesproken taal ter wereld, na Chinees en Spaans. Het is de meest geleerde tweede taal en de officiële taal van bijna 60 soevereine landen. Deze taal heeft een groter aantal sprekers als tweede en vreemde taal dan moedertaalsprekers. Engels is ook de co-officiële taal van de Verenigde Naties, van de Europese Unie en van vele andere internationale en regionale organisaties. Tegenwoordig kunnen Engelstaligen over de hele wereld relatief gemakkelijk communiceren.